Het belang van ontmoeting in de acupunctuurbehandeling (dl. 2)
Dit is deel twee in een serie van vier artikelen over de ontmoeting als belangrijke factor in het verloop van een acupunctuurbehandeling.
In het eerste artikel kwam het belang van deze ontmoeting voor het effect van de ‘behandeling’ aan de orde. Ook besprak ik het feit dat de werkelijkheid waarmee wij tijdens een therapeutische ontmoeting te maken hebben meer aspecten bezit dan alleen het ‘objectieve enkelvoud’ van de fysieke of energetische werkelijkheid. Ook de persoonlijke, culturele en maatschappelijke aspecten van de werkelijkheid zijn van groot belang. In dit tweede artikel bespreek ik een model voor de interactie tussen hulpvrager en hulpverlener en kijk verder naar de subjectieve aspecten binnen deze interactie.
Interactie
In de komende artikelen maak ik gebruik van een model voor de interactie tussen (in dit geval) hulpvrager en hulpverlener dat weergegeven wordt in de volgende figuur. Deze heb ik zelf ontwikkeld en ben ik tot nu toe nergens anders tegengekomen. Hierin zijn een lemniscaat (oneindig-teken) en twee tai-ji’s of yin-yangtekens gecombineerd. De nummers staan voor de verschillende stappen in de interactie.
- De hulpvrager stuurt een boodschap naar de hulpverlener
- De hulpverlener ontvangt de boodschap
- De hulpverlener verwerkt de boodschap
- De hulpverlener stuurt een boodschap naar de hulpvrager
- De hulpvrager ontvangt de boodschap
- De hulpvrager verwerkt de boodschap
Hierna terug naar 1, enzovoorts.
Aan dit model zijn een aantal dingen te zien die belangrijk zijn voor een goed begrip van de interactie.
- Het is irrelevant waar zich welk nummer bevindt, omdat nauwelijks vast te stellen valt wanneer interactie begint. Zo kan de website van de behandelaar, diens stem op het antwoordapparaat of de inrichting van de wachtkamer ervoor zorgen dat de interactie begint bij 4. En is de boodschap van de hulpvrager bij 1 doorgaans al het effect van een intern proces, waardoor je kunt zeggen dat de interactie begint bij 6.
- Het yin-yang-teken is belangrijk omdat het duidelijk maakt dat er een ontvangend (yin) aspect is bij beide deelnemers, maar ook een zendend of gevend (yang) aspect.
- Het yin-yang-teken laat ook zien dat er een verborgen (yin) deel is bij beiden, maar ook een zichtbaar (yang) deel. Daarbij is er nog het onderscheid tussen wat de deelnemers niet van zichzelf weten (de schaduw) en wat zij niet van de ander weten (het geheim). Van de schaduw kan het overigens zijn dat de ander deze wel ziet. Zo kan onzekerheid waarvan de hulpverlener zich bij zichzelf niet bewust is wel duidelijk zijn voor de hulpvrager of omgekeerd.
- Verder is het belangrijk om te zien dat er TWEE yin-yang-tekens staan. Als het goed is staan hulpvrager en hulpverlener (zeker deze!) op eigen benen. In deel 3 van deze serie artikelen zullen we zien dat dit lang niet altijd het geval is, en in deel 4 hoe om te beginnen de hulpverlener en vervolgens als het goed is ook de hulpvrager deze zelfstandigheid kan ontwikkelen.
- Het schema zegt niets over de inhoud van de interactie. Hierover straks meer.
- Het schema zegt ook niets over de snelheid van de interactie. Het kan zijn dat de interactie heel snel gaat of heel langzaam of alles daar tussenin, en dit kan verschillen voor verschillende aspecten van de interactie.
- Het schema zegt ook niets over of de interactie ‘goed’ is. Om dat te bepalen zou je moeten kijken wat je onder een ‘goede interactie’ verstaat. Wat mij betreft kun je dat pas bepalen als je weet in welke richting de ontwikkeling van met name de hulpvrager gaat. Als je dat in dit schema wilt vatten zul je minimaal moeten kijken naar de punten 6 (wat verandert er in de verwerking door de hulpvrager?) en 1 (wat verandert er in de boodschap van de hulpvrager?). Eén aspect dat ik wenselijk vind heb ik al hierboven al benoemd: behoud of bevordering van de innerlijke zelfstandigheid van de hulpvrager.
Diagnose - receptmodel
Laten we eens kijken wat er op de verschillende punten in de interactie gebeurt. Eerst beperk ik me tot een typisch hulpverleningscontact, zoals dat waarschijnlijk herkenbaar is voor iedereen die welke vorm van (para-)medisch of alternatief hulpverlenerschap heeft aangeleerd gekregen, het diagnose-receptmodel. De nummers verwijzen naar de figuur.
Er komt een hulpvrager bij een hulpverlener. De hulpvrager zegt wat er aan scheelt (1). De hulpverlener hoort dit aan (2) en genereert op basis van kennis en ervaring een aantal hypotheses (3). De hulpverlener vraagt alles wat zij (of hij) nodig vindt om de hypotheses te toetsen en te verfijnen (4). De patiënt hoort deze vraag (5) — deze stap wordt vaak niet benoemd, maar het zal duidelijk zijn dat dit essentieel is. De patiënt verwerkt de vraag (6) — ook een zelden benoemde stap. De hulpvrager geeft antwoord op de vragen (1). Als de hulpverlener genoeg gevraagd (4) en de hulpvrager genoeg geantwoord (1) heeft — met alle tussenstapjes — gaat de hulpverlener over tot het nadere onderzoek (4). Zij voelt (als acupuncturist) bijvoorbeeld de pols, kijkt naar de tong, palpeert de buik of het verloop van de meridianen. Dan stelt de hulpverlener haar diagnose (5). Al dan niet na uitleg (6) en — na tussenstapjes! — toestemming (1) gaat zij aan de slag met de behandeling (4). Dan gaat de hulpvrager naar huis. De volgende keer herhaalt dit proces zich. Mogelijk wordt deze interactie nog uitgebreid met (4) leefstijladvies.
In het diagnose-receptmodel dient de uitwisseling van informatie om vast te stellen welke diagnose er gesteld moet worden, te zorgen dat de hulpvrager instemt met de bijbehorende behandeling en eventueel om te zorgen dat de hulpvrager doet wat de hulpverlener goed voor hem vindt. Ook als u vindt dat u niet zo werkt: zo bent u opgeleid en zo zijn veel boeken, artikelen en nascholingen georganiseerd. ‘Doctor knows best’, maar heeft daarvoor natuurlijk wel alle gevraagde informatie nodig van de patiënt.
Gecompliceerder
Er zijn veel redenen om aan te nemen dat de echte interactie gecompliceerder is.
De eerste reden is vorige keer al aan de orde geweest: de werkelijkheid is veelzijdiger dan het ‘kwadrant’ met ‘objectief enkelvoud’, de fysieke werkelijkheid van de patiënt (’het’). Er bestaan ook een belevingswerkelijkheid van de patiënt (subjectief enkelvoud, ‘ik’) en een gedeelde werkelijkheid in cultuur of ontmoeting (‘wij’), nog even afgezien van de meer omvattende werkelijkheid van de wereld waar de patiënt deel van uitmaakt (‘het-meervoud’). Een goed opgeleide hulpverlener die voldoende thuis is in haar vakgebied en oog heeft voor de gehele mens zal aan deze aspecten in haar onderzoek / anamnese overigens (idealiter...) wel aandacht besteden en deze zo nodig betrekken in haar diagnose of behandelplan.
De tweede reden betreft de communicatie. Elke interactie bevat grote hoeveelheden informatie die niet over ‘de inhoud’ gaan, maar wel degelijk belangrijk is. De technische term is ‘betrekkingsniveau’. Tijdens een gesprek tussen hulpverlener en hulpvrager kan het maar zo zijn dat er van beide kanten vragen of mededelingen verstuurd worden, meestal onbewust. “Ik vind jou leuk, vind jij mij leuk?” “Neem je mij wel serieus?” “Ik heb geen idee waar je het over hebt.” “Wie is er hier eigenlijk de baas?” “Ik ben vooral wanhopig.” “Daar gaan we weer...” “Ben je wel tevreden over mij?” “Doe ik wel genoeg mijn best?” “Ben je te vertrouwen?” “Is de tijd nu bijna om?” “Wanneer kunnen we eindelijk gaan prikken?” “Mag ik dit wel vragen of zeggen?” “Heb jij / ik wel genoeg ervaring?” “Jij gaat mij gelukkig maken.”
Zolang er een positieve ‘klik’ is, dat wil zeggen dat er op betrekkingsniveau ‘likes’ worden verstuurd kan dat enorm bijdragen aan het behandelresultaat. De boodschap is dan, als we het diagnose-receptmodel aanhouden: “ik heb een probleem, ik vertrouw er op dat jij me daarbij kunt helpen” en “jij hebt een probleem, ik vertrouw erop dat ik jou zal kunnen helpen”. Een positieve wisselwerking is het gevolg.
Als het lastig wordt, dat wil zeggen dat er, vaak na aanvankelijke positieve wisselwerking, sprake is van twijfels, wantrouwen, ergernis, teleurstelling kan de interactie (de lemniscaat + yin-yang) veranderen in een niet-heilzame wisselwerking of escalatie. Dit zal het onderwerp zijn van het volgende artikel.
Ontmoeting
Vrijwel iedereen herinnert zich uit zijn werk ontmoetingen die niet anders dan ‘betekenisvol’ genoemd kunnen worden. Ineens ontstaat er iets dat je ‘ontmoeting’ kunt noemen. Waar er in het diagnose-receptmodel, maar ook in al dan niet positieve wisselwerking, altijd sprake blijft van een mate van objectiviteit — in elk geval de hulpverlener beoordeelt gegevens die hem bereiken — gebeurt er in een ontmoeting iets anders: beiden ervaren dat ze worden opgetild.
Zelf herinner ik mij vanuit het begin van mijn praktische opleiding tot arts een man die zei dat hij nog altijd inzat over een misstap uit het begin van zijn leven. Zonder nadenken legde ik een hand op zijn knie en zei: “maar dat is toch al lang vergeven!” Daarna was het stil. Zonder woorden was duidelijk dat er iets bijzonders was gebeurd. Later kwam ik de man nog een aantal keren tegen, waarbij hij mij liet weten dat hij “gedurig” aan mij moest denken, omdat er echt iets gebeurd was toen ik mijn hand op zijn knie had gelegd.
Hoe bijzonder en (in mijn geval) richtinggevend deze en dergelijke ontmoetingen ook zijn, zeker in het begin van je loopbaan zijn ze cadeautjes van genade die je ten deel vallen zonder dat je er iets voor hebt ‘gedaan’. Als je deze kwaliteit van ontmoeting bewust wilt bevorderen (niet forceren!) zul je een leerweg moeten gaan. Alleen dan kun je leren om op zo’n manier aanwezig te zijn dat deze extra kwaliteit in elk geval van jouw kant beschikbaar is, onafhankelijk van de ‘klik’ die je voelt met iemand anders. Over deze leerweg gaat het vierde artikel in deze serie. Maar, zoals gezegd, eerst het derde deel, over hoe het ook mis kan gaan.